
De themamiddag en -avond over dementie op 22 november bleek een schot in de roos te zijn, dat bleek ook uit de bezoekersaantallen van 40 en 80 deelnemers. Dominee Juup van Werkhoven leidde de middag in met het lezen van een deel van het gedicht ‘Moeder’ van Muus Jacobse. We stonden met Juup stil bij de gevolgen van de diagnose dementie, wat dit betekent voor de betrokkene en voor zijn of haar naasten. Maar ook bij de verlegenheid, het ongemak en de schrikbeelden die we vaak bij deze aandoening hebben.
Openheid maakt dat we om elkaar heen kunnen staan
Drie betrokken zorgmedewerkers uit Bloemendaals centrum De Rijp legden ons uit wat dementie is en wat het met je doet. Psycholoog Anne Priester maakte duidelijk dat het een verzamelnaam is voor diverse hersenaandoeningen, die feitelijk pas dementie gaat heten als de betrokken persoon niet meer in staat is om zelfstandig te functioneren. Fysiotherapeut Susan Scott legde uit hoe belangrijk beweging is voor al onze lichaamsprocessen, voor ons brein en voor ons welbevinden, vooral ook als we ouder worden.
Ergotherapeut Nicole van Brunschot gaf voorlichting over het omgaan met dementie en hoe de naast betrokkenen er het beste mee om kunnen gaan. Bijvoorbeeld door de dementerende zo veel als mogelijk zélf te laten doen, voor het behoud van het gevoel van eigenwaarde. Door niet te emotioneel te reageren en door te zorgen voor rust, structuur, regels en rituelen. We kregen voorlichting over de halfjaarlijkse cursus ‘De Kracht van Herinnering’ in Bloemendaal en over het bestaan van de Top-fit trainingsclub voor 60+ senioren in het zorgcentrum De Rijp.
Juup van Werkhoven belichtte het belang van het geloof in de omgang met deze aandoening en hoe wij als kerkgemeenschap niet alleen een Groene Kerk, maar ook een Dementievriendelijke Kerk kunnen worden, gewoon door er over te práten. Misschien hebben we binnenkort het Vergeet-mij-niet-logo van de Alzheimer Stichting bij de ingang van onze kerk?
Lees ook de column van Juup van Werkhoven
Tekst gaat onder de afbeelding verder

’s Avonds was er in de kerkzaal een bijzondere Areopagus bijeenkomst, waar 80 mensen het vraaggesprek bijwoonden van dominee Ad van Nieuwpoort met de Amsterdamse verpleeghuisarts Bert Keizer (71).
Keizer maakte in 1994 naam als schrijver met zijn boek ‘Het refrein is Hein’, een zeer openhartige schets van de gebeurtenissen in een verpleegtehuis. Hij heeft een wekelijkse column in Trouw en hij schrijft een vaste bijdrage in het artsenblad Medisch Contact onder de titel ‘Zonder handschoenen’.
Zo ging Bert ook dit gesprek aan; wat dacht u van een binnenkomer als deze: “Dementie is helemaal geen ziekte, maar gewoon een ouderdomsverschijnsel, dat de laatste 50 jaar steeds meer medische aandacht heeft gekregen.”
Of deze: “Ouderen zijn vaak helemaal niet leuk. Oude mensen vinden veel ouderen al niet leuk, maar jonge mensen vinden ouderen ook niet leuk, want ze dragen niet meer bij en als het erop aankomt dan vechten ze niet meer mee, maar ze eten wel mee uit de pot.”
Of: “Vroeger vormde het gezin hét zorginstituut bij uitstek, waar grootvader of grootmoeder rustig ‘kinds’ konden zijn, maar het moderne gezin is vaak overdags gesloten en opa en oma moeten nu in verpleeghuizen worden opgeborgen.”
Op de vraag of hij een advies heeft voor een beginnend dementerende antwoordt Keizer dat het zaak is om altijd de huisarts te benaderen als er twijfels zijn. Dan kan de diagnose worden gesteld, maar het punt is dat we die diagnose vrezen, vermijden en het liefst willen ontkennen, omdat de betrokkene dan voor het gevoel buitenspel komt te staan. Maar ook zonder de diagnose komen de meest voorkomende vormen van Alzheimer of vasculaire dementie uiteindelijk in een crisissituatie toch aan het licht. Het verdere verloop verschilt per individu, waarbij Keizer de diverse voorbeelden moeiteloos kan aandragen vanuit zijn grote praktijkervaring.
Tekst gaat onder de afbeelding verder

Dementerende mensen worden vaak lastig gezelschap, omdat ze het ‘plot’ van hun leven kwijt zijn. Er is geen besef meer van de zin en de betekenis van de dagelijkse dingen; er vallen gaten in de plattegrond van de vertrouwde omgeving, terwijl de boekenkast van het geheugen steeds leger raakt. Keizer geeft het advies om met de dementerende ‘mee te gaan’ en zo mogelijk de aandacht af te leiden. Als naaste niet rationeel blijven doorhakken als de redenering verstoord is geraakt, niet boos worden als je partner de sleutels in het vriesvak legt.
Besef dat alleen het denken verstoord is, maar dat het gevoel meestal nog intact is en dat elke dementerende gevoelig blijft voor aanraking. Hoe belangrijk is het ook om de partner van de dementerende veel aandacht te geven, want partners gaan vaak vér over hun grenzen in de zorg voor hun geliefde. Totdat er ‘bottenbrekende situaties’ ontstaan, door teloorgang in de hygiëne of door gebrek aan nachtrust. In het uiterste geval kan een niet meewerkende dementerende gedwongen worden opgenomen na een rechterlijke machtiging. Ad vraagt tenslotte wat de Bloemendaler moet doen als hij vermoedt dat iemand beginnend dementeert?
Bert Keizer stelt nuchter vast: “gewoon vragen of het gaat!” En vragen of je ergens mee helpen kunt. En de betrokkene je tijd en je volledige aandacht geven. Helaas zijn beide nogal schaars in deze gejaagde tijden.
Door Klaas van Giffen




















