Lees een preek
Zondag 4 april 2021, PASEN, ds. J. van de Meent
Exodus 14: 15 – 15: 1
Johannes 20
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters in de Heer.
We leven in een bijzondere tijd en het is moeilijk de betekenis ervan op waarde te schatten. Nooit eerder werden gebedshuizen gesloten om een niet godsdienstige reden. Juist in een situatie waarin we elkaar als gemeenschap meer dan ooit nodig hebben. Opgesloten in onze huizen zijn we in hoge mate overgeleverd aan onszelf en onze eigen creativiteit daar iets van te maken. De vanzelfsprekendheid elkaar op zondag en veel andere momenten te ontmoeten, en elkaar te verwarmen door nabijheid en aanraking, zijn komen te verkeren in hun tegendeel.
Jezus is Heer, Hij is uit de dood verrezen, Hij is niet dood maar leeft.
Afstand bewaren en sociale onthouding zijn nu geboden. Wie zich er niet aan houdt riskeert de kans op besmetting met het coronavirus. En het valt niet mee om daar goed mee om te gaan. Sommigen in ons midden leven met sterke onlustgevoelens en angst. Angst voor het onbekende en wat hen nog allemaal te wachten staat. Anderen vragen zich af waaraan we deze ellende te danken hebben of waarom er niet veel eerder een vaccin is ontwikkeld?
Het zijn begrijpelijke gevoelens en vragen. Maar begrip hoe waardevol ook biedt geen houvast in deze onzekere en duistere tijd. Gelukkig leeft bij velen nog de hoop of zelfs de overtuiging dat aan deze situatie een einde komt. Misschien niet binnen enkele weken, maar dan toch binnen enkele maanden. Er zijn immers vaccins beschikbaar die ons kunnen beschermen tegen het virus. Wetenschap en techniek bieden ook in deze situatie uitkomst. Ze fungeren als goden in onze moderne tijd en ons vertrouwen daarin lijkt grenzeloos.
Desondanks sterven er duizenden mensen dagelijks aan het virus en zijn de maatschappelijke gevolgen nog nauwelijks te overzien. Het wordt tijd dat we tot bezinning komen en ons in nederigheid gaan afvragen hoe we kunnen voorkomen dat we als wereldsamenleving afstevenen op nog grotere rampen dan deze?
In deze tijd van corona beseffen we meer dan ooit, dat hoe groot wij ons ook wanen, we toch eigenlijk maar heel klein zijn. Stoffelijke mensjes afhankelijk van een onzekere toekomst, die wij in ons streven naar al maar meer en van nooit genoeg over onszelf lijken af te roepen. De goden van deze tijd zullen ons daartegen niet kunnen beschermen. Onze wereldleiders bieden daarvoor, met al hun geld en wapens, evenmin een oplossing.
De Franse filosoof Alain Badiou heeft het concept ‘événement’ geïntroduceerd, een ‘breuk in de ontologie’, waardoor mensen oog in oog komen te staan met een waarheid die hen en de geschiedenis verandert. Het is alsof onze normale perceptie verdwijnt en we beseffen dat we in de aanwezigheid zijn van iets gedenkwaardigs. We hebben het gevoel dat dit ons leven lang zal bijblijven.
Bij dit soort ingrijpende gebeurtenissen als een pandemie voelen we ons aangesproken, geroepen door iets wat de geschiedenis overstijgt, iets dat door de geschiedenis heen breekt. Zou de coronacrisis zo’n ‘événement’ kunnen zijn, die de wereldsamenleving een nieuw perspectief gaat bieden?
We hebben vanmorgen de Bijbel geopend om licht te zoeken in deze duisternis. Onze lezing uit het boek Exodus vertelt over een volk dat een nieuwe fase ingaat in haar bestaan. God had het kermen van het volk gehoord, zijn onderdrukking gezien en met krachtige hand zijn volk bevrijd uit Egypte.
Het is de geboorte geworden van het volk Israël. Een mijlpaal in zijn geschiedenis dat jaarlijks op Seideravond volgens een vast ritueel tot een levende herinnering wordt gemaakt. Wanneer Jezus met zijn leerlingen de Seiderliturgie viert met een maaltijd, maakt Hij zichzelf tot onderdeel van deze liturgie: Hij neemt de plaats in van het Paaslam.
Rabbijnen hebben in de loop der eeuwen het hoofd gebroken over de offerpraktijk van Israël, die de profeten zo fel bekritiseerden. Zij legden de nadruk op gehoorzaamheid en gebed, als de vereniging van de menselijke ziel met de geest van God.
Daarmee hebben zij het volk geleid naar een geloofsleven zonder dierlijke offers, door de offerpraktijk te beschouwen als een tijdgebonden ritueel. Een leerproces van eeuwen. Een soortgelijk leerproces lijkt Israël door te maken op zijn tocht door de woestijn. Om de confrontatie met de Filistijnen te vermijden trekt het volk met een omweg naar het beloofde land.
Het volk was niet geoefend om oorlog te voeren en zou oog-in-oog met de vijand wel eens de moed kunnen verliezen en terug willen keren naar de vleespotten in Egypte. Volgens de rabbijnen zou de barre tocht door de woestijn het volk voorbereiden op zo’n strijd en om als vrije mensen in het beloofde land te kunnen leven. Alleen een nieuwe generatie zou daaraan invulling kunnen geven.
De omweg bracht evenwel toch een confrontatie met zich mee. Aangekomen bij de Rietzee blijkt farao zich te hebben bedacht. Het volk raakt ingesloten tussen het leger van farao en de zee, slechts beschermd door de vuurzuil en de wolkkolom. Maar dan voltrekt zich een wonder, een bovennatuurlijk fenomeen. Het water spleet, waardoor het volk dwars door de zee kon trekken.
Rabbijnen maken ons erop attent dat het gebeuren aan de Rietzee ook een andere zienswijze mogelijk maakt. Het splijten van het water kan, volgens hen, ook als een natuurlijk fenomeen worden geduid. Wanneer Mozes zijn arm over de zee uitstrekt, steekt er een krachtige oostenwind op, die de zee veranderde in droog land. Zo konden de Israëlieten droogvoets naar de overkant trekken.
Dat lukte de achtervolgende legermacht van farao niet. De paarden en strijdwagens, de kracht van het Egyptische leger, blijken dan haar zwakte. De paarden en wagens rijden zich vast in de zeebodem. En toen de wind ging liggen verdween de machtigste legermacht van die tijd geheel in de watermassa en verdronk. De zwakte van de Israëlieten bleek in dit gebeuren hun redding.
De zwakken werden gered; zij die in gevaar waren werden bevrijd. Daarmee biedt het gebeuren bij de Rietzee ook een morele boodschap: hoogmoed komt voor de val; trotsen worden vernederd en vernederden worden verhoogd. In dit grootste wonder uit Israëls geschiedenis heeft de bijbelschrijver de hand van God gezien, bovennatuurlijk of niet. De Israëlieten bracht het tot ontzag voor de Heer en vertrouwen in Hem en in zijn dienaar Mozes.
Wij vieren op deze Paasmorgen een nog veel groter wonder, een wonder waarvoor geen natuurlijke verklaring kan worden gegeven: de opstanding uit de dood van onze Heer. In termen van Badiou een ‘événement’ bij uitstek. De evangelist Johannes beschrijft de gebeurtenissen, na de sabbat, op de eerste dag van de week. Wat er op de sabbat is gebeurd weten we niet. Het Woord in den beginne is erdoor tot daad geworden, dabar, woord en daad ineen. Een daad die het fundament vormt van ons christelijk geloof.
Zodra het sabbatsgebod het toelaat, gaat Maria in alle vroegte naar het graf, gevolgd door Petrus en een andere leerling, die Jezus lief had. Zij doen een bijzondere ontdekking: het graf is leeg. Niet leeggeroofd zoals Maria aanvankelijk dacht, maar netjes achtergelaten.
Er blijken engelen in het graf aanwezig, die in hun aanwezigheid de boodschap in zich dragen dat God er iets mee te maken heeft dat het graf leeg is en dat er geen reden is voor droefheid. Dan ziet Maria Jezus, maar herkent Hem niet, in zijn lichamelijke gestalte. Ze houdt Hem voor de tuinman.
De ontmoeting tussen Jezus en Maria eindigt met de boodschap aan de leerlingen, dat Hij nog niet bij de Vader is, maar daarheen wel onderweg. Zo worden het begin en het slot van het Johannesevangelie met elkaar verbonden: Jezus, het vleesgeworden Woord, keert terug naar de Vader.
De wijze van beschrijven duidt erop dat hier een ooggetuige aan het woord is. Iemand die wij herkennen in die ‘andere leerling’, die Jezus liefhad. Hij zag het lege graf en geloofde dat Jezus was opgestaan. Johannes weet dat het woord van Jezus ‘Ik ben het Leven’ nu werkelijkheid geworden is.
En ook Maria getuigt daarvan in de ontmoeting met de leerlingen: ‘ik heb de Heer gezien’. Ze spreekt niet meer over ‘Meester’, Rabboeni, maar over de Heer, de aanduiding voor God. En het werkwoord dat de schrijver voor deze mare van Maria gebruikt, is afgeleid van een woord, dat ‘engel’ betekent. Zo is zij, als ware zij een engel, de vertolkster van de goddelijke boodschap: Jezus is Heer, Hij is uit de dood verrezen, Hij is niet dood maar leeft.
Het leven van Jezus, Zijn lijden en sterven bepalen ons bij de kern van het bestaan. De boodschap van Pasen is daardoor actueler dan ooit. Het coronavirus heeft ons de veilige zekerheid van een voorspelbaar leven en een zekere toekomst ontnomen. Voor de ernstig zieken en hen die psychisch lijden onder ons, was dit weten al een realiteit. Wetenschap en techniek hebben niet het laatste woord. Ze bieden ons schijnzekerheid of ontnemen ons die. Maria verbindt ons met een andere werkelijkheid. De werkelijkheid van hoop, vertrouwen, liefde, nederigheid en volhouden. Moge haar boodschap, dat de Heer is opgestaan, ons Licht geven in deze donkere tijd. Ik wens u gezegende Paasdagen!
Glorie aan de Vader en aan de Zoon en aan de Heilige Geest. Amen.