Eén van de velen: de praktijk van het vluchteling zijn

Ze zat een paar keer in de kerk, Almaz uit Eritrea, voluit Almaz Ghebrezgabiher Ghebreab, 29 jaar oud. Als christen gevlucht uit dat land. Man in de gevangenis, dochter (tien jaar) en zoon (acht jaar) achtergelaten bij haar moeder. Via Soedan naar Libië, overgestoken met velen op zo’n bootje naar Italië, via Duitsland naar Nederland gekomen. Na een jaar in de Koepel in Haarlem erkend als statushouder, nu ondergebracht in Dennenheuvel. In mei vorig jaar gezinshereniging aangevraagd. De IND heeft beperkte capaciteit en aanvragen uit Eritrea vragen veel werk. Nederland heeft er geen ambassade, de regering daar werkt niet mee, de bevolkingsadministratie is gebrekkig dus de aanvragen komen op een grote stapel. Behandeling begint pas als er een contactpersoon is aangewezen. De IND heeft haar aanvraag half februari in behandeling genomen. Ondertussen gaat ze naar school en leert ze Nederlands. Haar zoon belt voortdurend dat hij zijn moeder zo mist, de grootmoeder schreeuwt door de telefoon dat Almaz geld moet sturen. Het COA betaalt haar € 59,00 per week. Daar is weinig van te sturen. Ze heeft dus werk nodig. Bij de behandeling van de aanvraag is het cruciaal of bewijsbaar is dat de kinderen van Almaz echt haar kinderen zijn. Als daar twijfel aan is, wordt een DNA-test gevraagd. Hier geen probleem, maar in Eritrea wel. De kinderen moeten daarvoor naar de Nederlandse ambassade in een buurland, bijvoorbeeld naar die in Addis Abeba. Een lange, dure reis, niet zonder begeleiding te doen. Pas als gezinshereniging wordt toegestaan, krijgt Almaz recht op een huis. Haar beeld van Nederland nu: wachten, wachten, wachten, wachten. En proberen niet depressief te worden. Maarten Gast, haar taalcoach