De kerk telt de veertig dagen die aan Pasen voorafgaan. Een oeroud gebruik met goede bijbelse gronden. Veertig jaren trekt het volk door de woestijn. Bevrijd uit de angst van het doodsland is het veertig jaar op weg met een toegezegde belofte. Zie dat maar uit te houden! Het enige dat je hebt is een woord dat zegt dat er ooit een land zal zijn waar wij tot ons recht komen en ware menselijkheid zal opbloeien. Veertig jaar lang in de woestijn. Het is het uitgeklede leven waar elke camouflage zijn werking verliest. In de woestijn vallen je maskers af en word je gedwongen om de confrontatie met jezelf aan te gaan. Terug naar het basale bestaan zonder enige afleiding. Terug naar je kwetsbare leven waarin de wezenlijke vragen niet meer kunnen worden ontlopen maar zich zomaar aandienen.
In een ander bijbelverhaal krijgt de corrupte stad Ninevé veertig dagen de tijd om zich om te keren van hun onrechtvaardige daden. Die Charlie Chaplin-achtige profeet Jona zegt in zijn donderpreek dat de stad na veertig dagen zal worden omgekeerd. Hijzelf hoopt op de ondergang van die stad, maar zie daar: de stad wordt als nieuw. Het onrecht wordt verlaten en nieuwe kansen dienen zich aan. Het zijn dezelfde veertig dagen die de profeet Elia krijgt om opnieuw de stem van de mensengod te ontdekken. En ook het begin van het leven van de Messiasman Jezus wordt gemarkeerd door veertig dagen in de woestijn.
Veertig dagen. Misschien nog niet eens zo gek om daar in ons vaak opgejaagde leven iets mee te doen. Een tijd om wat meer stil te staan dan anders. Agendatijd inruimen voor bezinning.