De “vrije” markt: een zegen of bedreiging voor het goede leven?
Contrasten tussen denkers in heden en verleden over het goede leven zijn de inspiratiebronnen voor bezinning over eigen waarden en normen. In de liberale vrije markt bepaalt in principe de verhouding van vraag en aanbod van individuele consumenten en producenten de prijs van een goed. In de socialistische planeconomie bepaalt daarentegen de overheid de omvang, samenstelling en prijs van geleverde goederen en diensten. Adam Smith en Karl Marx zijn de eerste denkers over de markteconomie.
In het goede leven & de vrije markt wordt geanalyseerd hoe men in de loop van de Europese cultuur-geschiedenis dacht over het onderscheiden belang van de onderstaande condities voor een goed leven. – de verbondenheid met individuele medemensen; – de institutionele inkadering in familie, buurt, staat, school, kerk, vakbond, rechtspraak; – de concrete lichamelijkheid (oud/jong; man/vrouw; gezond/ziek); – verbondenheid met de natuur en de ecologische samenhang; – de levensbeschouwelijke zingeving.
Plato denkt bij het goede leven niet aan de voorkeuren van arbeiders, handelaren, slaven, vrouwen maar aan het “wijze” oordeel van een despotische filosoof-koning. Aristoteles aan het vinden van geluk door levenslange oefening in kardinale deugden als rechtvaardigheid, moed en zelfbeheersing. Augustinus en Thomas van Aquino in de Middeleeuwen zijn op zoek naar een zorgvuldige afstemming van abstract-filosofische en bijbels-theologische noties. In de reformatie staat in het denken de heilige schrift centraal; roepingsbesef gaat functioneren als een reli-economische deugd! In de recente “verleidingstheorie” van Latour aandacht voor de rol van reclame en misleiding in het “vrije” marktdenken. Opmerkelijk is dat mede in verband met de milieucrisis kapitaal investeren in maatschappelijk ondernemen momenteel meer en meer rendabel wordt geacht.