
Samen op weg naar een nieuw beleid
Eens in de vijf jaar bezinnen we ons op de toekomst. Daarnaast is het gebruikelijk dit te doen wanneer afscheid de predikant afscheid heeft genomen en op zoek gaat naar een nieuwe voorganger. Beide momenten vallen bij onze Dorpskerkgemeente samen. Vanaf 2022 hebben we een nieuw beleidsplan nodig.
Voorafgaand aan het werk van de beroepingscommissie, zijn door een profielcommissie een gemeenteprofiel en profielen voor de te beroepen predikanten. Deze commissie heeft de profielen na vaststelling ervan door de kerkenraad, voorgelegd aan de leden van de gemeente. Tientallen van u gaven reactie. Deze reacties zijn deels verwerkt door de commissie en deels opgeslagen voor het nieuwe beleid van de gemeente, omdat ze daar beter bij passen. De betrokkenen zijn hierover geïnformeerd.
De profielschets van de gemeente en de nieuwe predikanten vormen een goed startpunt voor het gesprek over het toekomstig beleid van de gemeente.
Een nieuw beleidsplan is een zaak van de hele gemeente
Het maken van een beleidsplan wordt vaak gezien als een bezigheid die het beste kan worden uitbesteed aan een commissie of een professional. De kerkenraad neemt er kennis van en de gemeente wordt erover gekend en gehoord. Dat is nadrukkelijk niet wat we beogen.
Beleid maken in de kerk is een mooi, maar ook kwetsbaar proces, waarbij de weg om ertoe te komen minstens net zo belangrijk is als het doel. Geen enkel gemeentelid is hetzelfde: de verschillende generaties zijn op eigen wijze verbonden met de gemeente. Hoe meer gemeenteleden erbij worden betrokken, hoe kleurrijker het resultaat. Dat is spannend, want de uitkomst kan verrassend zijn. Voor een breed gedragen beleidsplan is een open en eerlijk gesprek over de toekomst van de gemeente met elkaar nodig.
Middels de Beleidssessies, de input van bestaande groepen, de eerdere reacties en de schriftelijke reacties stellen we een definitief beleidsplan op. Het is de bedoeling dit deel van het beleidsproces eind september 2021 af te ronden, zodat in oktober een nieuw beleidsplan klaarligt. Hopelijk valt dit samen met de komst van de nieuwe predikanten, zodat beiden hierin nog kunnen worden betrokken.
Stellingen (met korte reactie van de kerkenraad)
- In de gemeente wordt te weinig de vraag gesteld: doen we de goede dingen en doen we de goede dingen goed?
De gemeente is kritisch en daarvoor is onvoldoende ruimte. Voor vragen vanuit de gemeente is de opvolging niet goed en wordt de evaluatie gemist.
- Als we vandaag de gemeente opnieuw zouden kunnen inrichten, dan zouden we maar heel weinig willen veranderen.
Niet veranderen om het veranderen. Sinds het vertrek van ds. Van Nieuwpoort is de gemeente meer naar binnen gericht en is de beoogde open kerk minder zichtbaar. Daar moet aandacht voor komen. De kerkenraad moet zich meer kritisch positief opstellen naar de predikant(en). Ook moet de zeggen-is-doen mentaliteit worden bevorderd en mensen moeten weten waar en hoe ze met ideeën terecht kunnen. Daarnaast staat een nieuwe werkwijze voor ogen: meer projectmatig en meer werken met commissies, met mensen die een onderdeel van het gemeentewerk doen.
- Vrijwel iedereen in de gemeente kent elkaar en we zijn op de hoogte van vrijwel ieders vreugde, verdriet en zorgen.
De vroegere Gereformeerde Kerk Bloemendaal kende een zeer fijnmazig pastoraal netwerk, maar de vraag is of dit ook nu nog nodig of wenselijk is. Feit is, dat veel gemeenteleden geen ‘community’ om zich heen hebben. Onderling pastoraat zou hier mogelijkheden kunnen bieden, maar vindt onder 80-plussers nauwelijks plaats. Feit is ook, dat de diaconie weinig hoort over noden in de gemeente. Mogelijk is er sprake van onveiligheid, schaamte of simpelweg onbekendheid. Maar hoe kan dit veranderen? De belkring in de afgelopen coronamaanden leverde vaak mooie gesprekken op, door het stellen van de eenvoudige vraag: “Hoe gaat het met je?”. Het is nodig om na te denken over nieuwe vormen van pastoraat. Bij beleids- en strategische beslissingen moet steeds meewegen wat de impact ervan is voor ‘het omzien naar elkaar’.
- Ondanks dat velen in de gemeente bereid zijn een taak op te pakken, laten we de vervelende klusjes graag over aan een kleine groep ouderen.
Projectmatig werken biedt mogelijkheden om mensen te vragen voor een specifieke taak. Vervelende klusjes kunnen daarvan tot onderdeel worden gemaakt: ‘opbouwen is afbreken’ (inclusief schoonmaken!). Punt van aandacht: ‘nieuwelingen’ ervaren drempels: alles moet zoals het altijd gegaan/gedaan is, er is soms gebrek aan vertrouwen en de oude garde lijkt moeilijk te kunnen loslaten.
- De gemeente is ‘top-down’ georganiseerd en biedt aan gemeenteleden weinig ruimte.
Dat is wellicht niet zo, maar bepaalde personen en gremia stralen het wel uit. Er is ruimte, maar niet op elk gebied, zoals de liturgie? We stralen niet, of in onvoldoende mate, uit dat nieuwe initiatieven welkom zijn. Een andere mening wordt niet altijd op prijs gesteld. Veel leden kennen de weg niet om nieuwe initiatieven aan te melden of het gevoel hebben dat ze met nieuwe initiatieven kunnen komen. Nieuwe initiatieven doven wanneer de kerkenraad ze overneemt. Publiceren kent drempels en (on)geschreven procedures. De vraag is: is hier sprake van een cultuur- of een structuurprobleem en wat hieraan te doen? Hoe kun je zaken breder beleggen om ruimte te maken?
- De kerkenraad vormt een te smalle basis voor majeure besluiten als Maranatha.
Voor belangrijke besluiten is draagvlak nodig. Wanneer de kerkenraad besluiten neemt op een ‘te smalle basis’ dan doet de raad zijn werk niet goed. Te veel wordt bedekt met de mantel der liefde. Evenwel, besturen betekent ook durf tonen. Als het draagvlak er is, durf dan ook het majeure besluit te nemen.
- De huidige gebouwen bieden optimale mogelijkheden om te voorzien in de behoeften van de gemeente voor de komende vijf of tien jaar.
Bij een open kerk hoort dat je zichtbaar wilt zijn in het dorp, met toepasselijke gebouwen. Zichtbaar zijn betekent ook dat gemeenteactiviteiten zo veel mogelijk plaatsvinden in de gebouwen van de gemeente en niet bij mensen thuis, zoals nu vaak gebeurt. De huidige gebouwen zijn thans ontoereikend voor jongeren en slecht toegankelijk voor ouderen. Evenwel, in potentie kunnen de gebouwen de functionaliteit bieden die nodig is.